Mona Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, is door het Openbaar Ministerie (OM) schuldig bevonden aan het aanzetten tot onverdraagzaamheid. Toch besloot het OM haar niet te vervolgen, ondanks deze ernstige beschuldiging.
Dit besluit heeft grote gevolgen, niet alleen voor Keijzer, maar ook voor het debat rondom vrijheid van meningsuiting en de verantwoordelijkheid van politici. In dit artikel lees je wat er precies is gebeurd en waarom het OM dit besluit heeft genomen.
De aanleiding voor de zaak tegen Mona Keijzer ligt bij haar uitspraken in het programma Sophie & Jeroen, waar zij in gesprek met schrijver Arnon Grunberg het hoofdlijnenakkoord verdedigde.
In deze discussie ging het specifiek om de integratieparagraaf, waarin asielzoekers tijdens hun inburgering expliciet kennis moeten nemen van de Holocaust. Keijzer gaf hierbij aan dat veel asielmigranten uit islamitische landen komen, waar antisemitisme, volgens haar, een cultureel probleem is. Ze verwoordde het als volgt:
“We weten dat daar Jodenhaat, ja, onderdeel is, bijna, van de cultuur.”
Deze uitspraken leidden afgelopen zomer tot verschillende aangiften tegen Keijzer. Ze werd beschuldigd van aanzetten tot haat en discriminatie. Het OM onderzocht of haar uitspraken strafbaar waren.
Het kwam tot de conclusie dat haar woorden kwetsend en beledigend waren. Dit betrof specifiek een groep mensen op basis van ras en godsdienst. Echter, dit zou niet automatisch leiden tot vervolging.
In hun officiële verklaring stelde het OM dat Keijzer schuldig was aan het aanzetten tot onverdraagzaamheid. Toch besloten ze geen rechtszaak tegen haar te beginnen.
Het OM oordeelde dat Keijzer, ondanks haar pogingen om te verduidelijken dat haar opmerkingen niet over alle moslims of asielzoekers gingen, wel degelijk een beeld heeft geschetst dat schadelijk is voor deze groepen.
“Een politicus heeft de bijzondere verantwoordelijkheid om uitspraken te vermijden die intolerantie aanwakkeren en het respect voor gelijkwaardigheid ondermijnen,” aldus het OM in hun verklaring. De uitspraken van Keijzer zouden een voedingsbodem kunnen vormen voor haat en verdeeldheid in de samenleving.
Toch besloot het OM haar niet te vervolgen. Dit roept vragen op over de juridische aanpak van dit soort kwesties. De bekende rechtsgeleerde Afshin Ellian noemde het een gevaarlijk precedent dat het OM hiermee schept.
Volgens hem zou de focus moeten liggen op het aanpakken van antisemitisme, in plaats van het juridisch vervolgen van mensen die zich uitspreken tegen antisemitisme. Het gevaar, zo stelt Ellian, is dat er nu een juridisch grijs gebied ontstaat waarin uitspraken strafbaar kunnen worden verklaard, terwijl ze niet letterlijk in het Wetboek van Strafrecht terug te vinden zijn.
Het besluit om Keijzer niet te vervolgen, ondanks het schuldig verklaren aan het aanzetten tot onverdraagzaamheid, zorgt voor controverse. Enerzijds zijn er mensen die vinden dat dit een aanslag is op de vrijheid van meningsuiting.
Anderzijds wordt er gewezen op de verantwoordelijkheid van politici om zorgvuldig om te gaan met hun woorden, juist in een tijd waarin spanningen rondom integratie en religie hoog oplopen.
Het is duidelijk dat deze kwestie nog lang zal doorwerken in het politieke debat. Keijzer mag dan wel niet vervolgd worden, maar de discussie over wat politici wel en niet kunnen zeggen, en hoe ver vrijheid van meningsuiting strekt, is relevanter dan ooit.
Wat vind jij? Laat het ons weten in de reacties op Facebook.