Mijn moeder heeft altijd gezegd dat ze in haar eigen huis oud wil worden, waar alles vertrouwd is en waar ze haar dierbare herinneringen koestert. “Geen verpleeghuis voor mij,” benadrukt ze keer op keer. En ik begrijp haar – wie wil nu het huis verlaten waar je hele leven zich heeft afgespeeld?
Maar de realiteit voor mij wordt met de dag zwaarder. Wat begon als af en toe een boodschap doen en een kop koffie drinken, is nu een zorgtaak geworden die al mijn energie opslokt. En elke dag voel ik de spanning toenemen tussen haar wens en mijn eigen grenzen.
Ik probeer sterk te blijven, maar eerlijk gezegd voel ik me vaak gevangen. Mijn dagen bestaan nu uit het regelen van haar medicijnen, haar helpen met wassen, en het huis op orde houden. En dat naast mijn eigen gezin, mijn werk, en alles wat daarbij komt kijken.
Steeds vaker voel ik dat het me uitput. Er zijn dagen dat ik nauwelijks thuis ben en mijn kinderen me nauwelijks zien. Wanneer ik thuiskom, ben ik te moe om nog echt aandacht voor hen te hebben. En het breekt mijn hart, want ik voel me niet alleen een slechte dochter, maar ook een slechte moeder.
Ik heb geprobeerd met mijn broer en zus te praten, maar ze staan er anders in. “Mam wil gewoon thuisblijven, dat weet je toch?” zeggen ze dan. En hoewel ik dat begrijp, lijken ze niet in te zien wat het met mij doet. Voor hen ben ik altijd degene geweest die dichtbij woont en makkelijk kan helpen. Maar die vanzelfsprekendheid voelt steeds meer als een zware last. Alsof ik geen keus heb en hun steun nauwelijks krijg.
Het idee om haar naar een verpleeghuis te brengen voelt als verraad. Ze zou het me nooit vergeven, en ik weet niet of ik het mezelf zou vergeven. De gedachte dat ik haar haar laatste wens zou ontnemen – om in haar eigen huis te blijven – brengt me bijna tot tranen.
Maar tegelijk voel ik dat ik zelf langzaam aan het breken ben. De druk om aan haar verwachtingen te voldoen, de schuldgevoelens als ik haar teleurstel, en de angst dat ik straks zowel mijn moeder als mezelf verlies in dit proces, maken me wanhopig.
’s Nachts lig ik vaak wakker, piekerend over hoe dit verder moet. Mijn moeder is nog steeds mentaal scherp, en elke keer als ik het onderwerp voorzichtig probeer aan te snijden, raakt ze in paniek. “Wat heb ik aan al die zorg,” zegt ze dan, “als ik niet eens thuis mag blijven?” En dan zwijg ik maar weer, bang om haar verdrietig te maken. Maar intussen blijft het knagen: hoelang kan ik dit nog volhouden? Hoeveel moet ik opofferen voordat ik eindelijk mag zeggen dat het genoeg is?
De schuldgevoelens vreten aan me, en ik voel me verscheurd tussen loyaliteit aan haar en mijn eigen grenzen.