Er zijn momenten waarop ik me bijna afvraag waarom ik mijn mening nog durf te delen. Laatst deelde ik mijn gedachten over een onderwerp dat voor veel mensen gevoelig ligt: de vrijheid van werkgevers om hoofddoekjes toe te laten op de werkvloer.
Ik zei dat ik vind dat werkgevers zelf moeten mogen kiezen. Meteen werd ik uitgemaakt voor racist. Dat kwam hard aan, want ik sta juist altijd open voor verschillende culturen en meningen. Toch werd ik door mijn uitspraak meteen in een hokje geplaatst. Alsof één mening alles over mij zegt.
Wat veel mensen niet begrijpen, is dat mijn standpunt helemaal niet gaat over het discrimineren van anderen. Ik geloof in vrijheid, ook voor werkgevers. Ik vind dat het aan een bedrijf is om te bepalen welke kledingvoorschriften ze opstellen, zolang die maar eerlijk worden toegepast.
Voor mij gaat het om het principe van keuzevrijheid, niet om het uitsluiten van religieuze uitingen. Ik respecteer ieders overtuiging, en ik zou nooit willen dat iemand zich onveilig voelt op de werkvloer. Maar ik begrijp ook dat een bedrijf een bepaalde uitstraling wil behouden.
Sinds die discussie voel ik me vaak bekeken, alsof mensen al een oordeel over mij klaar hebben zonder mij echt te kennen. Vrienden waarmee ik al jaren omga, stelden vragen of ik ‘toch niet stiekem’ racistische opvattingen had. Ik was geschokt.
Deze mensen kennen mij toch? Ze weten hoeveel ik om diversiteit geef en hoe ik mijn best doe om anderen te begrijpen. Ik ben altijd bereid om naar andere standpunten te luisteren. Maar het lijkt alsof dit onderwerp een emotionele grens raakt waarbij de meeste mensen alleen nog zwart-wit kunnen denken.
Toch blijft de vraag hangen waarom dit standpunt mij in de problemen brengt. Wat maakt het uit of ik vind dat werkgevers die vrijheid moeten hebben? Vindt men het vreemd dat ik denk dat elke werkomgeving uniek is en dat bepaalde keuzes soms noodzakelijk zijn?
Ik ben ervan overtuigd dat mijn mening redelijk is. Natuurlijk wil ik niet dat iemand zich uitgesloten voelt, maar ik zie ook dat bedrijven een eigen identiteit moeten kunnen bewaken. Voor mij zit daar geen tegenstrijdigheid in, maar blijkbaar is dat voor veel anderen anders.
Op mijn werk kreeg ik na de discussie vreemde blikken en zelfs wat ontwijkend gedrag van collega’s. Een paar mensen spraken me niet meer aan zoals voorheen, en ik voelde de afstand groeien. Alsof ik nu ineens iemand ben met wie ze niets gemeen hebben. Dat doet pijn. Want in mijn ogen zijn we collega’s, ongeacht onze meningen. Ik heb me altijd veilig gevoeld op de werkvloer, maar nu vraag ik me af of dat voor iedereen nog zo is.
Ik begrijp dat het onderwerp gevoelig ligt. Een hoofddoek is meer dan alleen een stukje stof; het is een symbool van geloof en identiteit. Maar betekent dat dat iedereen het ermee eens moet zijn om het toe te staan op de werkvloer?
Moeten we niet kunnen discussiëren zonder dat we elkaar direct veroordelen? Ik vind het schrijnend dat we tegenwoordig zo snel conclusies trekken en elkaar labels opplakken. Zeker op het werk, waar we eigenlijk allemaal hetzelfde doel hebben: samenwerken en ons best doen.
Na die discussie heb ik geprobeerd om met een aantal collega’s in gesprek te gaan, maar dat ging moeizaam. Sommigen wilden gewoon niet luisteren. Ze hadden hun oordeel al klaar en wilden niet horen waarom ik denk zoals ik denk.
Ik wilde hen laten zien dat mijn mening niet voortkomt uit haat of afwijzing. Dat het voor mij gaat om het beschermen van vrijheid – voor iedereen. Maar blijkbaar is zelfs dat uitleggen soms te veel gevraagd.
Wat me nog het meeste raakt, is dat ik altijd dacht dat ik in een land woonde waar iedereen zijn mening mag geven. Dat we niet bang hoefden te zijn om eerlijk te zijn. Maar de realiteit blijkt toch anders te zijn.
Als je niet precies hetzelfde denkt als de meerderheid, word je vaak direct veroordeeld. Dat laat mij eerlijk gezegd twijfelen aan onze openheid als samenleving. Want waar blijft dan die diversiteit waar we het allemaal zo vaak over hebben?
Toen ik mijn verhaal deelde met mijn zus, reageerde ze gelukkig wel begripvol. Ze zag hoe dit hele gebeuren me raakte en begreep mijn standpunt. “Je bent geen racist,” zei ze kalm. “Je hebt gewoon je eigen mening, en dat is prima.” Die woorden gaven me hoop.
Want ik geloof echt dat we als samenleving verder kunnen komen als we blijven praten, ook over lastige onderwerpen. Zolang er respect is voor elkaar, kan iedereen vrij zijn om te denken en te kiezen wat hij of zij wil.
Ik hoop dat mensen in de toekomst niet meteen het ergste van elkaar denken. Dat we elkaars verschillen kunnen accepteren zonder meteen te veroordelen. Het zou een mooie stap vooruit zijn als we weer in gesprek durven gaan zonder dat we bang zijn voor stempels.
Voor mij blijft vrijheid belangrijk – voor mijzelf, voor anderen en voor bedrijven. En ik blijf geloven dat openheid en eerlijkheid de weg vooruit zijn, ondanks wat ik de laatste tijd heb meegemaakt.