Twee Somalische broers die sinds 2021 in Nederland verblijven, raken hun plek in de opvang kwijt na het weigeren van een aangeboden sociale huurwoning. De rechtbank in Utrecht oordeelde dat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) hen terecht uit het opvangcentrum mag zetten. De beslissing betekent niet alleen het einde van hun verblijf, maar ook een financiële verplichting van €2145 aan juridische kosten die zij aan het COA moeten betalen.
Flat met slaapkamer en woonkamer werd niet als passend gezien
Na het verkrijgen van hun verblijfsstatus had het COA in Utrecht een flat geregeld van 55 vierkante meter. Die woning bevatte een woonkamer, keuken, hal met berging, badkamer en één aparte slaapkamer.
De huur bedroeg €683 per maand, exclusief energiekosten. Volgens het COA voldeed de woning aan de normen om als passend te worden aangemerkt. Daarmee zou het recht op opvang én de wekelijkse toelage voor kleding en voedsel automatisch vervallen zodra de woning werd geaccepteerd.
De broers weigerden de woning echter formeel te accepteren. Ze lieten weten alleen akkoord te gaan met twee afzonderlijke appartementen of een woning met minimaal twee slaapkamers.
Volgens hun verklaring vonden ze de flat ongeschikt voor gezamenlijk gebruik. Daarmee stond voor het COA vast dat ze vrijwillig weigerden mee te werken aan het plaatsingsproces.
Overtuigingspogingen en gesprekken liepen op niets uit
Uit een logboek dat werd overgelegd aan de rechter blijkt dat het COA meerdere gesprekken heeft gevoerd met de broers, waarbij ook een tolk aanwezig was. Een medewerker noteerde letterlijk: “Vandaag nog één poging gewaagd om de broers over te halen de woning te accepteren.”
Ondanks die inspanningen bleven de mannen bij hun standpunt. Ze zeiden: “We tekenen niet, dit huis is niet geschikt voor ons. We willen niet samen, het is voor één persoon. Dit hebben wij niet aangevraagd.”
De weigering bleef ondanks uitleg over de consequenties. Volgens het COA was het besluit van de broers een duidelijke schending van de afspraken, en daarmee reden om de opvang te beëindigen. De organisatie stapte daarom naar de rechter om dit besluit formeel te laten bevestigen.
Woonwens of noodzaak: de rechter maakt onderscheid
De advocaat van de broers stelde dat hun uiteenlopende dagritmes – de ene werkt, de ander volgt een opleiding – het onmogelijk zouden maken om samen te wonen in een kleine flat.
Ook voerden ze aan dat ze logeerplek willen bieden aan jongere familieleden die in Nederland wonen. Volgens hun verdediging was de woning dus niet functioneel passend en zou er maatwerk nodig zijn.
De rechter oordeelde echter anders. De flat heeft volgens de rechtbank twee afzonderlijke kamers, waardoor de broers ieder een eigen slaapruimte kunnen gebruiken.
Daarmee is er volgens de rechter sprake van een passende woning. De wens voor twee aparte woningen of een groter appartement werd door de rechter aangemerkt als een woonwens, en niet als een legitieme reden om opvang te behouden.
Financiële en praktische gevolgen van het vonnis
Het COA krijgt met de uitspraak groen licht om de broers uit het opvangcentrum te verwijderen. Daarbovenop moeten zij samen €2145 aan proceskosten betalen aan het COA. De uitspraak is illustratief voor de gespannen woningmarkt en het strikte beleid rondom opvang en huisvesting.
De rechtbank maakt duidelijk dat er beperkte ruimte is voor persoonlijke voorkeuren bij het toewijzen van schaarse sociale huurwoningen. Wie weigert, riskeert zijn recht op opvang te verliezen, ook als die weigering voortkomt uit wenselijke, maar niet noodzakelijke omstandigheden.